Coaching
Wil jij weten wat jouw kwaliteiten zijn en hoe je deze maximaal benut? Wil jij erachter komen wat je volgende stap is?
Lees meerGeplaatst op 22-10-2018
“Dag, ik ben Albert.” De hoogste baas van een middelgrote organisatie ontving me in zijn lege, minimalistisch ingerichte kamer met glazen tafel en chromen stoelen. “Kan ik je wat koffie inschenken?” Ik knikte: “Heerlijk.” Albert keek op zijn klok. Tien minuten om te zien of de dame die zijn team kwam versterken de inhoud wel goed begreep. Hij vuurde een reeks kritische vragen op mij af, die ik, hoe klein ik me ook voelde worden, zowaar goed beantwoordde. “Ik heb er alle vertrouwen in”, zei hij na afloop, terwijl hij zich overeind hees en mij de kamer uit bonjourde. Beduusd zocht ik mijn weg naar de lift. Vertrouwen, zei hij? Dat was nu net het enige dat ik niet voelde! Ik verlangde naar de koffie die onaangeroerd die ik onaangeroerd op tafel had laten staan.
Het kruisverhoor van die dag bleek exemplarisch. Met cijfers, mailtjes en korte dwingende gesprekken bestuurde de topman de ingewikkelde machine waar hij als enige aan de knoppen zat. Het ‘net alsof doen’ nam verder toe, naarmate Albert de grip verstevigde. Zodra medewerkers de drempel van het bedrijf betraden hesen ze zichzelf in een prachtig keurslijf. Een paar haantjes kopieerden in alles het gedrag van het alfamannetje op de apenrots: de juiste managementwoorden en een ‘overdrive’ van presteren, presteren, presteren. Waar lieten alle collega’s hun twijfels, zorgen creativiteit, kwetsbaarheid en plezier? Sommigen herpakten zich thuis, anderen bevroren hun innerlijke wereld. Veel te lastig om iedere keer om te schakelen en te erkennen dat je overdag maar ten dele leeft. Zo creëerde Albert een situatie die hij juist wilde voorkomen: medewerkers poetsten resultaten op, hielden hun fouten voor zich, trokken zich terug op onbereikbare eilandjes waardoor kennis versnipperde, mensen gedemotiveerd raakten en het ziektepeil steeg.
Ik betrapte mezelf er ook op. Ook als externe zat het keurslijf best lekker. Net doen alsof is soms wel zo makkelijk. Meedoen met de meute. De sociaal wenselijke woorden spreken om te zorgen dat ik mocht meedoen en erbij hoorde. De grens van tot waar ik mijzelf kon oprekken kwam rap in zicht. Ik sliep slecht, liep rond met rugpijn, piekerde en voelde me down. Ik wist: het werd tijd om in het diepe te springen. Met de billen bloot te gaan en te laten zien dat ik het niet snapte, niet kon of niet wilde. Zolang ik de topman of een groep collega’s tot grote boosdoener verklaarde, zodra een verandering bij hen de voorwaarde voor mijn geluk was, bleef ik rondscharrelen zonder vooruit te komen. Ik erkende hoezeer de opdracht bij deze organisatie mijn eigen ontwikkeling weerspiegelde. Hoe veel vaker had ik al niet anderen de schuld gegeven, om vervolgens zelf te wachten en hopen op betere tijden?
Ik ben me gaan uiten. Fouten gaf ik toe en de taken waar ik niet in geloofde heb ik teruggegeven. Bij holle managementtermen vroeg ik door. Ik liet merken wanneer ik niet achter een plan stond of gooide enthousiast nieuwe ideeën het bedrijf in. De schade was te overzien. Soms viste ik achter het net bij een leuke nieuwe kans, andere keren kreeg ik opeens een lading complimenten. Ik vond beide prima. Ik pinde mijn zelfwaardering niet meer vast aan een uitkomst. Dat ik mijzelf meenam en in alle oprechtheid probeerde te helpen – met al mijn twijfel, plezier, onzekerheid en zelfrelativering – was het enige dat telde.
Met wie ik ook werk; in het contact met de ander vinden we de betekenis die we iedere dag opnieuw kunnen toevoegen. En daarnaast, het laatste wat ik wil is nog een versie van mezelf ontwikkelen. Die ene unieke variant die ik ben is prachtig. En tegelijkertijd al ingewikkeld genoeg.